Wij liggen in elkaar gedraaid als yin en
yang in een verstelde zetel onder een deken
ongebonden door alle talen buiten de aan
raking van goud op zilver en zwart op wit.
Wij hebben maar enkele uren om herinneringen te maken
maar zijn niet gehaast
Wij proberen elkaars geluiden uit alsof,
alsof Babylonië maar iets was om te lachen
Slechts een blik is nodig voor het begrip,
de klik, tot de rook onze vacht omwentelt
en zij de nacht in gaat. Ik, ik draai me terug
in het deken, wit op wit, zwart in zwart,
met gedachten van houtskool.