in de nauwe donkeroranje streep tussen laken en donker
is geen mens die me nog iets vraagt maar onsamenhangend
vervuild, vervloekt, ongrammaticaal komen de vragen toch
"heb je genoeg gedaan voor de sociale staat
wat was de waarde het van wegswipen van dat profiel
hoe slecht ben je met de skeletten van flessen en
de flukse woorden die niet iedereen begrijpt"
in het zoemen hoor ik de impliciete vragen die laag
als grondnevel rollen uit de compleet onnodige stromen
adjectieven van Delphine Lecompite, de koperen en blikken
keelklanken van slampoets die het slim bekeken hebben
Heb ik genoeg gedaan niet de poortwachters te omzwachtelen
met wc-papier betekend met zelf-uitgevonden ruïnes
niet genoeg beleden bij de kale mannen met hete hoofden
en brillen hoog op hun hoge grijze hoofden
Men zegt dat goed werk naar boven drijft
maar men moet er thee van kunnen trekken tussen de kaften
de natte hand leggen op oud papier
een vondst tonen voor de menigte alsof het Simba is,
een belofte van tientallen jaar meer wreedheid en onkunde