zaterdagnacht is gaan zwemmen
in banen van zelfgemaakt onheil
voorwaarts met krachtige slagen
van kust tot kust
in de ban van vele boeien
boven water zijn de vale lichten
en signalen van stoomboten
onder water de schatkamer
van een verbeurd geheugen
ik stroomlijn het denken, ik hoor
de toonaarden door elkaar
van een wereld in drenking
en het nadreunen van natte geluiden
in alle beddingen van de zee
Over 'Onklare taal'
'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. Overigens kan je mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat als je Patron wordt: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019), 'Indiscrete wiskunde' (2021) en 'Chicxulub' (2024). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. De weg een beetje kwijt? Mijn eigenlijke website, die ook 'Onklare taal' heet, verwelkomt je.
zondag 24 november 2013
donderdag 7 november 2013
Stormende
(De titel is te lezen met het accent op het einde, als in 'Oostende')
I
ik at natte aarde
en de kamer ging ademen
alles werd het lichaam van
ongekende warmte, dier
en plant en gefluister
van plankenvloeren.
II
Haar stem weeft zich in en uit een weg
langs alle toonladders en kanalen
en beschrijft banen rondomrond het weer
op de weerloze golfslag van m'n tong
Wat begint als een curve van primaten
kan een systeem van stormen worden
brandend op menselijke motoren
III
wie zal zeggen
wiens blijde intrede dit is
in een huis vol deuren
waar vreemd volk zit
maar geen angst heerst,
enkel het herfstkrakeel
van strelende stemmen.
IV
De dag heeft de nacht de wacht aangezegd,
en zij en ik zijn losgeslagen samen
in nagespeeld noodweer
en met feesthoedjes van obsceen geluk.
I
ik at natte aarde
en de kamer ging ademen
alles werd het lichaam van
ongekende warmte, dier
en plant en gefluister
van plankenvloeren.
II
Haar stem weeft zich in en uit een weg
langs alle toonladders en kanalen
en beschrijft banen rondomrond het weer
op de weerloze golfslag van m'n tong
Wat begint als een curve van primaten
kan een systeem van stormen worden
brandend op menselijke motoren
III
wie zal zeggen
wiens blijde intrede dit is
in een huis vol deuren
waar vreemd volk zit
maar geen angst heerst,
enkel het herfstkrakeel
van strelende stemmen.
IV
De dag heeft de nacht de wacht aangezegd,
en zij en ik zijn losgeslagen samen
in nagespeeld noodweer
en met feesthoedjes van obsceen geluk.
Abonneren op:
Posts (Atom)